Nieuws

IJstjotter in Zuiderzeenuseum is roofkunst

De ijstjotter ‘Sperwer’ die al sinds 1951 in het Zuiderzeemuseum staat behoort ook tot de roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog. Het Zuiderzeemuseum wil het scheepje graag aan de wettige eigenaren terug geven, maar dat ligt al langere tijd bij de notaris.

Het eikenhouten scheepje werd in 1751 gebouwd – mogelijk in Edam – en staat op drie lopers, zodat het bij voldoende wind over natuurijs kan zeilen. Aan het begin van de twintigste eeuw was de ijstjotter al in bezit van de joodse familie Witmond uit Monnickendam. In het tijdschrift ’De Prins’ uit januari 1908 staat een foto met als onderschrift ’Het snelst zeilende ijsschuitje van Monnikendam op de Gouwzee (de ’Sperwer’ van den heer Witmond)’. Dit moet Philip Witmond geweest zijn, de vader van Andries Witmond.

In de oorlogsjaren lag de ijszeiler opgeslagen in een pakhuis tegenover de manufacturenzaak van Andries Witmond in Monnickendam. In mei 1943 werden hij, zijn vrouw Berendje Wolf en hun zoons Philip en Benjamin weggevoerd vanuit Amsterdam. Op 4 juni 1943 werden ze vermoord in het Poolse vernietigingskamp Sobibor. Ook andere familieleden werden slachtoffer van de Jodenvervolging, maar Andries’ broer Moos en een zus overleefden de oorlog volgens de Vereniging Oud Monnickendam.

De Sperwer op een ingekleurde ansichtkaart

Het Zuiderzeemuseum kocht de Sperwer in 1951 voor 300 gulden. In 1997 verwierf het museum bovendien via een schenking ook nog een bijbehorende houten koffer met een set van twee katoenen zeilen. Naar de herkomst werd destijds nooit onderzoek gedaan. Wel kreeg het museum al sinds eind jaren vijftig met enige regelmaat vragen van de erven Witmond over de herkomst van het scheepje. Tot teruggave leidde dit nooit. Pas nadat uit het grootschalige landelijke onderzoek Museale Verwervingen in 2013 bleek dat de tjotter in de oorlog gestolen was, spoorde het museum zelf actief de rechthebbenden op.

NSB’er
Wanneer de ijsschuit precies gestolen werd, is uit het onderzoek nooit helemaal duidelijk geworden. Uit verklaringen van L. Grunwald, bewindvoerder van Witmond en destijds wethouder in Monnickendam, is gebleken dat de ijstjotter vermoedelijk in 1943 uit de opslag is ontvreemd door een NSB’er. Volgens de restitutiecommissie zijn er aanwijzingen dat deze hem doorverkocht aan de toenmalige exploitant van jachthaven De Zeilhoek in Katwoude, eveneens een NSB’er. Het ijsschuitje prijkt namelijk op een inventarislijst uit juni 1945. Het zou de zoon van de exploitant geweest zijn die hem aan het museum verkocht.

Sinds het advies van de restitutiecommissie in 2015 verleent het Zuiderzeemuseum alle medewerking aan de teruggave. Directeur Stephan Warnik heeft excuses gemaakt voor de handelwijze van het museum bij de aankoop en in de decennia erna. Naast administratieve ondersteuning van hun claim heeft het museum ook erfgenamen ontvangen in het depot in Hoogwoud, waar de Sperwer ligt sinds deze in 1997 uit de vaste tentoonstelling gehaald werd.

Hoewel destijds nog de optimistische inschatting was dat de teruggave wel snel geregeld zou zijn, is er sindsdien bar weinig veranderd. ,,Het ligt bij de notaris, want er is nog steeds geen overeenstemming tussen de nazaten’’, bevestigt Dolf Muller van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Die geeft uit privacy-overwegingen verder geen informatie. De erfgenamen zijn het niet eens zijn over wat er met het scheepje moet gebeuren. Hoewel de werkelijke waarde in geld gering is heeft familie uit Israël het scheepje al eens te koop gezet. Andere erfgenamen zouden het scheepje ook wel weer willen uitlenen aan een stichting of museum. Zolang hierover geen duidelijkheid is zal het Zuiderzee museum de ijszeiler niet tentoon stellen.

Lees het gehele artikel op de bron: NHD, alleen voor abonnees

Afbeelding: De ijstjotter toen deze nog deel uitmaakte van de vaste tentoonstelling van het museum. © Archief Zuiderzeemuseum