Archeologie, Musea en Behoud

Texels wrak onthult zeevaart eind 16de eeuw

Geke Burger doet onderzoek naar scheepswrak Scheurrak SO1 dat zonk ten oosten van Texel. Het schip vervoerde simpelweg graan, maar is toch één van de meest waardevolle archeologische vondsten voor maritieme onderzoekers.

Met zo’n 20 man slaap je ieder op een stromatras in een stinkende ruimte, je eet oude gedroogde vis en bent maanden van huis. Het leven van de 16e-eeuwse zeeman zag er weinig rooskleurig uit. Historicus Geke Burger legt momenteel de laatste hand aan haar proefschrift en vertelt: ‘Door dit schip weten we hoe mensen destijds leefden aan boord en hoe de maritieme wereld er aan het eind van de 16e-eeuw uitzag.’
Scheurrak SO1 ligt op zes tot negen meter diepte en werd al in de jaren ’80 onderzocht. Het schip was vermoedelijk met Baltisch graan onderweg naar het Middellandse Zeegebied toen het op de rede van Texel met man en muis verging in een storm en op de zeebodem onder een dikke laag zand verdween. Er kon geen zuurstof bij en zo is het wrak uitzonderlijk goed geconserveerd.
Het is één van de meest vondstrijke scheepswrakken in Nederlandse wateren met zo’n 3000 artefacten die aan boord zijn aangetroffen. Onder de vondsten zijn kleding, gereedschap, etensresten en persoonlijke spullen. Door bestudering van historische bronnen én de vondsten, weet Burger wat de zeelieden aan hadden, wat ze aten en waar ze sliepen.

Kleding

De gewone zeeman droeg praktische werkkleding. Die bestond uit stevige leren laarzen, een pofbroek met kousen en een blouse met een wollen jasje erover. Geke: ‘Er is ook een wollen schipperskiel gevonden, die werd als een soort regenjas gebruikt.’ De wat hogere standen hadden nette leren schoenen aan, waarin patroontjes waren gesneden.
Aan boord zijn ook vilten hoeden gevonden. Geke: ‘We weten niet of de hogere rangen die op hadden, of dat de bemanning deze droeg als ze aan land gingen en er netjes uit wilden zien.’

Eten

Groenten en fruit was er nauwelijks aan boord. De bemanning van dit schip moest het doen met lage kwaliteit rundvlees, stokvis, peulvruchten, kaas, boter en scheepsbeschuit. Mogelijk werd er onderweg nog wat brood gebakken. Doorgaans werd er voor de hele reis proviand meegenomen. De reizen duurden dan ook niet zo lang als later bij de VOC en WIC. Een enkele reis van Amsterdam naar het Middellands Zeegebied duurde ongeveer één tot twee maanden.
Grotere schepen uit latere periodes namen ook wel levend vee mee dat onderweg werd geslacht. Dat was volgens Burger in de late 16e-eeuw nog niet gebruikelijk. ‘In een koopmansarchief heb ik 70 rekeningen teruggevonden met informatie over de aanschaf van proviand voor schepen als Scheurrak SO1. Levend proviand komt daar niet op voor, behalve een scheepskat om ratten en muizen te vangen.’

Slapen

Het ruim was logischerwijs bestemd voor de lading, het eerste dek voor proviand en scheepsuitrusting. Daarboven was het dek waar de bemanning sliep. Die bestond waarschijnlijk uit zo’n 15 tot 30 man. Burger: ‘Je nam zoveel mannen mee als nodig waren voor het bedienen van de kanonnen.’ De hangmat was nog niet ingevoerd, men sliep op zakken gevuld met stro (bultzakken), mogelijk waren er aparte kooien.
Het zal er waarschijnlijk behoorlijk hebben gestonken met al die mannen die zich zelden wasten. Bovendien kon het voorkomen dat de lading graan nat werd en ging rotten, waarbij niet alleen stank maar ook giftige dampen vrijkwamen. En waren het niet de ronkende collega’s die je uit je slaap hielden, dan was het wellicht het gepiep van ongedierte. ‘Dat weten we door de vondst van de schedel van een zwarte rat.’

Schip zonder naam

De naam van het bijna 30 meter lange graanschip werd nooit achterhaald. Maar wel werden de namen van twee bemanningsleden aangetroffen op gereedschap uit het schip: ene Timen Marte uit een onbekende plaats en Cornelis Claesz uit het West-Friese Blokdijk. Die laatste kerfde ook een jaartal in het hout: 1590. Samen met resultaten uit jaarringenonderzoek van het scheepshout is dat reden aan te nemen dat het schip tussen 1590 en 1600 is vergaan.

Wegwerpbezems

Aan boord probeerde men er wel voor te zorgen dat het een beetje netjes bleef, zo lijkt het. Zo lag er een grote lading handvegertjes aan boord, waarvan men aanvankelijk dacht dat het voor de handel was. Burger: ‘De historische bronnen laten echter zien dat ze in grote aantallen werden ingekocht voor gebruik aan boord, waarschijnlijk omdat ze zijn gemaakt van heidetakjes en min of meer als wegwerpbezems werden gezien.’
Uit het onderzoek blijkt dat het leven op zee zwaar en vies was aan het eind van de 16e-eeuw, dus wat bezielt een mens om dan aan boord te stappen? Burger heeft er wel een theorie over: ‘Je bent zeker van een inkomen voor een langere periode. Bovendien kon je zonder ervaring of opleiding aanmonsteren. Dan begon je gewoon onderaan de ladder, als scheepsjongen of knecht.’

Resultaten

Vier jaar geleden maakte de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed geld beschikbaar voor dit interdisciplinair onderzoeksproject, waarin onderzoekers van de Leidse faculteiten Archeologie en Geesteswetenschappen samenwerken. Dat is nu bijna afgerond.
Burger geeft nog niet al te veel prijs over de onderzoeksresultaten tot de publicatie van haar proefschrift. De promotie van Geke Burger bij het Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Leiden zal begin 2025 plaatshebben.

Lees dit artikel van Tessa Heerschop in de Schuttevaer (alleen voor abonnees).
Beeld: Een overzichtstekening van Scheurrak SO1. Tekening door Thijs Maarleveld op basis van de opgravingsdocumentatie (1987-1997)