Nieuw standaardwerk over tuigage historische schepen
Floris Hin is een van de echte pioniers van het varend erfgoed. Als scheepstuiger rustte hij een keur van bekende en minder bekende grote historische schepen uit. Nu ligt er een boek. Een standaardwerk.
Het is niet zo dat Floris niet al eerder schreef over zijn werk; publicaties en tekeningen van hem zijn al in veel geschriften terug te vinden. Als staaldraadsplitser maakte hij naam en op veel klassieke schepenbeurzen toonde hij zijn vaardigheden. Het werd dan ook tijd dat al die kennis een keer gebundeld werd, en dat heeft Floris gedaan, in het pas verschenen ‘Handboek traditioneel scheepstuigen’.
De basis van het boek wordt gevormd door de artikelen die Floris schreef over het traditioneel tuigen van een tjalk, die hij schreef tussen 1975 en 1983. Die basis is aangevuld met en geactualiseerd door middel van een grote hoeveelheid kennis die hij in de jaren daarna opdeed.
Oorspronkelijke staat
In het voorwoord staat dat er ‘naar (is) gestreefd dat een schipper aan de hand van dit boek vanaf het vinden van een casco, het tuigen van een zeilschip kan realiseren. Ook eigenaren die na vele jaren hun traditionele schip willen terugbrengen naar hun oorspronkelijke staat kunnen dit boek als leidraad gebruiken. […]
Dit boek helpt de lezer om een zeilschip te realiseren volgens de ideeën en gegevens uit de periode waarin het schip is gebouwd en vooral de bij die tijd behorende karakteristieken van de tuigtechnieken en tuigage. Dit alles vanuit het oogpunt dat het de moeite waard is om dit erfgoed te bewaren.
Maar er wordt ook aandacht besteed aan de moderne manier, omdat deze in de jaren 1977 tot en met 1983 al volop werd toegepast en ook in de jaren daarna, waarin Floris als scheepstuiger werkzaam was.
Compromissen
Floris pakt de materie grondig aan en stelt dat voor een historisch verantwoorde tuigage onderzoek nodig is naar het scheepstype, het vaargebied en dergelijke, alvorens voor een tuigvorm en tuigmethode te kiezen. Met betrekking tot het laatste signaleert Floris zelf al dat de oude wijze van tuigen, met stroppen om de masttop, rustend op houten kalven, op praktisch geen enkel schip meer wordt toegepast, en dat de ‘moderne’ manier van tuigen met mastbanden en wantspanners inmiddels volledig als ambachtelijke vorm is geaccepteerd.
Dat zijn voorkeur echter ligt bij ‘zo oorspronkelijk mogelijk’ is duidelijk. In het boek piepen zo nu en dan wat vooroordelen van de schrijver op, zoals het idee dat charterschepen vooral met een tweede mast worden uitgerust omdat de opvarenden thuis zo graag vertellen dat ze op een echte tweemaster gevaren hebben. Het zal wel eens voorgekomen zijn, maar als algemeen oordeel is dat toch te kort door de bocht.
Floris heeft niet zoveel op met die moderniteiten, maar hij accepteert wel dat er tal van compromissen nodig zijn om een schip goed getuigd op het water te brengen. Niet voor niets besteedt hij veel aandacht aan de moderne (strenge) regelgeving en de veiligheid.
Kosten
Floris realiseert zich terdege dat het kostenplaatje altijd een rol speelt bij tuigagebeslissingen, en besteedt om die reden ook aandacht aan de kosten. Zo geeft hij opening van zaken over het aantal uren dat en de materialen die hij besteedt aan het tuigen van een tweemastkotter. De prijzen die hij daarbij ter indicatie geeft zijn voorzien van de waarschuwing dat die in 2025 aanzienlijk hoger uitvallen dan toen hij de offerte opstelde, en gezien de bedragen die hij noemt is dat (helaas) een eufemisme.
Floris geeft op meer manieren bloot hoe hij zelf te werk gaat, en dat is heel methodisch. Zo geeft het boek verschillende tuiglijsten weer, die tot in detail elk onderdeel vermelden, met vermelding van allerlei constructieve maten en details. De lijsten zijn zo te beruiken als basis voor een op te stellen tuigboek, en je zou bijna wensen dat ze ook digitaal beschikbaar zijn, zodat anderen er hun voordeel mee kunnen doen.
Branchenorm
Even uitgebreid is het handboek over rondhouten, alle bevestigingspunten aan de mast en het casco, de blokken en het lopend en staand want, waarbij met betrekking tot het laatste staaldraad in al zijn verschijnings- en verwerkingsvormen niet vergeten wordt. De uiteenzettingen zijn daarbij vaak zo uitgebreid, dat delen ervan zo overgenomen kunnen worden in een branchenorm, zoals de BBZ die voorstaat. Floris besteedt een apart hoofdstuk aan sterkteleer, en geeft berekeningen van de mast, de knikbelastingen van mast en giek en de staand want-berekeningen. Steeds doet hij dat met een schuin oog naar de vigerende regelgeving, zodat ook de moderne tuiger zich geen buil kan vallen door een te risicovolle uitvoering.
Spanningsveld
Hoe consciëntieus ook, met zijn nadruk op de ambachtelijke manier van werken laat Floris wel een spanningsveld open tussen historisch besef en modern inzicht. Zo noemt hij de modernere touwsoorten van supervezels wel, maar behandelt niet hoe je die toepast. Voor het werken ermee (en het splitsen ervan bijvoorbeeld) verwijst hij naar andere literatuur. Dat is loffelijk, maar een standaardwerk als dit wint in de praktijk van het tuigen van historische schepen aan waarde als ook die materialen vollediger aan bod komen. Daarbij speelt ongetwijfeld een rol dat nog niet alles bekend is over het gebruik van bijvoorbeeld dyneema voor de vallen van charterschepen. Aan holle en uit delen samengestelde masten besteedt hij bijvoorbeeld wel veel aandacht, terwijl de keuze voor een massieve mast nog steeds tot de mogelijkheden behoort.
Historische binnenvaart
Voor de historische zeevaart was de tuigbijbel van Mittendorf nog altijd het standaardwerk. De regelgeving, ook veel moderne eisen aan de tuigage van grote zeezeilschepen is hier nog altijd op gebaseerd. Floris Hin heeft nu een soortgelijk boek voor de zeilende historische binnenvaart gemaakt. Voor veel ambachtelijke tuigers in het varend erfgoed zal dit boek een uitstekend uitgangspunt vormen voor nagenoeg alle voorkomende werkzaamheden en onderdelen.
Het wordt door velen betreurd dat Mittendorf nooit volledige geactualiseerd is, en zo zullen ook veel lezers het jammer vinden dat Floris Hin geen poging heeft gedaan om ook de modernste inzichten en technieken in zijn boek te verwerken, zoals het werken met rvs en dyneema. Daar staat tegenover dat de met gevoel voor de geschiedenis werkende tuiger inzicht krijgt in alle denkbare aspecten van zijn ambacht; een verdienste waarvoor Floris en zijn boek niet genoeg kunnen worden geprezen.
Het Handboek traditioneel scheepstuigen is voor € 75,= verkrijgbaar in de boekhandel.
Deze recensie werd geschreven door de redactie.