Archeologie, Musea en BehoudOpinieScheepsbouw & Techniek

Nog een replica in aanbouw

Replica’s van historische schepen zijn niet altijd een lang leven beschoren. In Gravelines, vlakbij Duinkerken, wordt een enorm linieschip uit de 17e eeuw herbouwd. Het economisch plan ervan is even intrigerend als zorgwekkend.

Het begon allemaal met de vondst van drie scheepswrakken uit de 17e eeuw, voor de kust van St. Vaas La Hogue, een haventje iets ten westen van Cherbourg. Cristian Cardin, een jonge geoloog met een passie voor visserij en scheepshistorie, kwam daar in 1982 in contact met een lokale visser, die hem de visrijke plekken kon wijzen die bekend stonden als ‘de wrakken van La Hogue’. Cardin ging duiken en ontdekte al snel dat de ‘wrakken’ inderdaad wrakken waren, van linieschepen  die daar vergaan waren in de Slag bij La Hogue, waarbij de Franse admiraal Tourville zijn vloot vergeefs verdedigde tegen een overmacht van Britse en Hollandse oorlogsschepen.

Haalbaarheidsstudie

Cardin krijgt met zijn bijzondere vondst het idee om zo’n linieschip te herbouwen in de buurt van Duinkerken, en begint aan een jarenlange missie om daarvoor de fondsen bij elkaar te krijgen. Het schip krijgt de naam Jean Bart, naar een van de beroemdste Franse kaperkapiteins  en commandeurs. Op basis van een haalbaarheidsstudie van Price Waterhouse Cooper schat Cardin in dat hij op de bouwwerf wel 350.000 tot 400.000 bezoekers per jaar kan trekken. Daarmee kan over de geschatte bouwperiode van 12 tot 15 jaar een inkomen van bijna 4 miljoen Euro en nog eens tussen de 5 en 9 ton aan belastinggelden worden binnengehaald, ruim voldoende om de bouwsom van naar schatting een miljoen per jaar te dekken. Dat het over het algemeen in toeristisch opzicht niet erg aantrekkelijke landschap van de Franse Opaalkust daarmee ook een enorme duw in de rug kan krijgen, ziet Cardin als een toegevoegde waarde voor het gebied en voor het pluggen van zijn plan.

Klein beginnen

De fondsenwerving valt echter tegen; overheden willen pas met subsidie over de brug komen als particuliere investeerders minstens 60% van de geschatte bouwsom opbrengen, en ondernemers redeneren precies andersom. Op advies van de directeur van het bekende ‘Parc Astérix’ begint Cardin uiteindelijk klein, met een replica op schaal 1:15 (een kleine vier meter), een tentoonstelling over de kaapvaart en een winkeltje, waar ambachtelijke producten worden verkocht. Met een supermarktketen met vestigingen in de wijde omtrek maakt hij de afspraak om in elke winkel een ‘Boutique Artisanale de Jean Bart’ in te richten, met streekproducten, waaronder op het werfterrein ambachtelijk gerookte vis en andere artikelen die als restproduct op de werf gemaakt worden. Dat blijkt een succes en geleidelijk krijgt Cardins project meer steun en bekendheid.

Kiellegging

Twintig jaar na zijn ontdekking van de wrakken van La Hogue kan Cardin eindelijk beginnen. In 2002 vindt in Gravelines, een klein havenstadje onder de rook van Duinkerken, de symbolische kiellegging plaats door vier eiken delen van meer dan tien meter achter elkaar op stutten te plaatsen. Weer twintig jaar later is er voldoende gebouwd om een indruk te geven van de enorme dimensies van het schip, dat 57 meter tussen de stevens meet, waarmee het waarschijnlijk de grootste houten replica is die ooit op stapel is gezet. In de aanpalende Taverne Jean Bart kan ambachtelijk worden gedineerd met op de houtkrullen van de werf gerookte vis en onder het genot van Jean Bart bier, en hoewel het werfterrein nogal desolaat is gesitueerd achter de plaatselijke garage en de Lidl, buiten het wallen van de oude vesting, is het enthousiasme er niet minder om.

Klaar in 2040?

De bouw is ondertussen nogal uitgelopen, en de optimistisch ingeschatte 12 tot 15 jaar zullen eerder 30 tot 40 jaar worden voordat het schip klaar is, maar dat mag de pret niet drukken. Cardin is optimistisch over de toekomst. Als het schip klaar is, zal het vlakbij te water worden gelaten in een speciaal ervoor gegraven bassin, dat in verbinding staat met de haven van Gravelines en de open zee. Daar moet het onderdeel worden van een aan kapers en de fameuze Franse maritieme geschiedenis gewijd pretpark. Het schip krijgt zelf geen commerciële bestemming als passagiersschip; dat laten de voorschriften waar zo’n schip aan moet voldoen niet toe. Cardin wil alles origineel houden, en dus komt er geen motor in. Niettemin voorziet hij dat het schip met behulp van sleepboten naar grote nautische evenementen in heel Europa kan worden gebracht. Volgens hem is de toeristische waarde van de Jean Bart een no-brainer: ‘De aanwezigheid van de Jean Bart op deze maritieme evenementen zal zijn als vissen met een schepnet in een viskwekerij.’ Zo moet het een peuleschil zijn ‘om het publiek naar Gravelines te lokken om de Jean Bart in zijn historische en recreatiepark te bezoeken en tegelijkertijd een regio te ontdekken met tal van toeristische attracties die te vaak onbekend zijn.’

Bron: espacetourville.
Beeld: Top.Vlaanderen en Google maps

 

Commentaar van de redactie

Na het commentaar van vorige week op de replicabouw van de Belgica en verwante schepen, doemt hier een nog omvangrijker project op, dat in veel doet denken aan de gesneefde herbouw van het linieschip de Delft. Hoewel het Cardin niet ging om groot, groter, grootst, kwam hij met zijn vondst van de wrakken van La Hogue wel een van de grootste projecten tegen die je op dit gebied kunt verzinnen. Niet voor niets rept de site van de Jean Bart van de ‘kathedralen van de zee’.

En hoewel zijn doorzettingsvermogen bewonderenswaardig is, blijft de vraag of het doel dat hij voor ogen heeft ooit bereikt zal worden. Toegegeven, als de Jean Bart eenmaal te water ligt zal het op zout water zijn in directe verbinding met de zee, en dus niet, zoals de Batavia, snel wegrotten op zoet. Maar het blijft wel kwestieus of de locatie voldoende bezoekers zal trekken om het hoofd boven water te houden. Een pretpark in de verder weinig aantrekkelijke vlakte van het Franse noorden lijkt een wissel op een onzekere toekomst. Wie de regio kent, weet dat Gravelines vanaf het water beslist de moeite van een bezoek waard is, maar of dat ook geldt vanaf de landzijde lijkt nogal optimistisch. Een pretpark met ‘kapers’ als hoofdthema drijft bovendien op re-enactment: acteurs die de jonge bezoekers bezig kunnen houden met verkleedpartijen, spelletjes en dergelijke. Dat vraagt om een opzet die behalve qua materiaal ook qua personeel nogal kapitaalintensief is. Het is de vraag of de onderneming dat voldoende realistisch inschat.

Een tweede indicatie voor mogelijke toekomstige hobbels is Cardins optimisme over het bezoeken van Europese nautische evenementen met de Jean Bart. Niet alleen kost slepen over zee nogal wat, als de Jean Bart bijvoorbeeld Sail Amsterdam bezoekt, of Brest-Douarnenez, is het schip in het hoogseizoen weken onderweg en dus niet thuis, in het pretpark, waar het zo’n beetje de enige grote trekpleister is. Wat dat doet voor de bezoekersaantallen laat zich raden. Met name dit deel van het plan toont naar ons oordeel een naïveteit die gunstig zal zijn voor het betrokken houden van de vrijwilligers, maar gevaarlijk kan uitpakken voor de onderneming.