Ansjovisjollen zeilen in Kolhorn
Op het Kolhornerdiep kwam het tot een treffen tussen vijf jollen van rond de voormalige Zuiderzee en het Wieringer skuutje. De eigen ansjovisjol KH44, dit jaar 125 jaar oud, werd daarmee in het zonnetje gezet.
Wie de omliggende polders wegdenkt, kan zaterdag een glimp opvangen van hoe Kolhorn er vóór 1845 bij moet hebben gelegen. Bruine zeilen manoeuvreren over het Kolhornerdiep, terwijl her en der fier de groen-rood-wit-zwarte vlag wappert. Een ultiem eerbetoon, zo zou je het wel kunnen noemen, vindt Frans Schepers. „Of die vlag ook echt de vlag van Kolhorn was, blijft gissen. Maar op basis van wat we weten en zien aan de kleuren, zou het niet vreemd zijn.”

Wat wel zeker is, is dat de KH44 dit jaar 125 jaar bestaat. „Die is van 23 april 1900, dat hebben we teruggevonden in de Alkmaarsche Courant van 25 april 1900.” En volgens Schepers is het daarmee een van de oudste vaartuigen die vandaag hun zeilen hebben gehesen. „Nou ja, eigenlijk niet helemaal. Maar wat we van onze jol kunnen zeggen, is dat-ie voor het grootste deel nog uit originele onderdelen bestaat. Die van ons is van ijzer, en die anderen van hout. En hout moet je nu eenmaal vaker vervangen.”
Fanatisme

Het zijn plaagstootjes die hobbyisten als Schepers onderling uitwisselen, vooral wanneer de eigen KH44 in het gedrang komt. Zoals nu. De zeilwedstrijd is nog maar net begonnen, en toch lijkt de Kolhorner jol al een achterstand te hebben opgelopen die onmogelijk in te halen is. „Maar”, zegt wedstrijdorganisator Schepers er direct bij, „het gaat om meer dan snelheid alleen. Het is ook een proeve van bekwaamheid. Zo kun je punten verdienen door bepaalde manoeuvres uit te voeren.”
Iemand die daar alles van weet, is de geboeide toeschouwer Dirk Beekvelt. „En nu kenteren”, klinkt het in scherp Amsterdams. Beekvelt is op een schip geboren, als nakomeling van een familie van kermisexploitanten/schippers. Dat valt te ontwaren uit het fanatisme waarmee hij de beproeving van commentaar voorziet. Net als dat zijn tatoeages (van een anker en een kompas), gouden ringen, zakdoek om zijn nek, en oorbellen (wederom anker en kompas) iets over zijn afkomst verklappen.
„Kenteren is het schip de wind uit de zeilen nemen en stil laten vallen. Dat deden ze vroeger om visnetten uit te zetten. Als je dan ook nog als die jol daarginds heel voorzichtig achteruit vaart, heb je daar mooi de gelegenheid voor. Maar dat is dus wel een vak apart.”
Bedreigde ambachten
Het is net na twaalven als alle schepen zijn gefinisht. Wat volgt is een lunch, nog een wedstrijd, een borrel, een diner en een feest. Schepers: „Het was behoorlijk wat organisatie. En dan moet ik er nog bij vertellen dat deze wedstrijd meetelt voor de landelijke competitie. Dus het gaat ook echt nog ergens over. Waarom al die moeite? Dat vragen we onszelf ook wel eens af. In eerste instantie omdat het gezellig is, Dirk is bijvoorbeeld ook deel van de groep vrijwilligers. En je blijft dingen leren, wat erg leuk kan zijn. De laatste tijd ben ik bijvoorbeeld bezig om zelf zeil te kunnen maken.”
Beekvelt: „Hier zitten ontzettend veel ambachten achter verscholen. En als deze tradities verdwijnen, gaat kennis over die ambachten verloren. We hebben jaarlijks een viswedstrijd in Workum en daar zie je dat die kennis over wordt gegeven naar volgende generaties. Echt, jonge jongens, vaak vissers, zie je dan heel geboeid kijken naar hoe je met zo’n jol netten moet uitzetten. Het is teruggaan naar de basis, midden in de elementen. En dat is toch een stuk knapper dan met zo’n geautomatiseerde kotter de zee opgaan. Dat kan iedereen wel.”
Lees het artikel van Lars van der Bel in Noordhollands Dagblad (alleen voor abonnees)
Foto’s: © Foto Pierre Mettes